Interview: Erwin L'Ami
In dit artikel:
Erwin l’Ami groeide al jong op met schaken en behoort sinds jaren tot de Nederlandse schaaktop. Op vierjarige leeftijd raakte hij gefascineerd door de partijen van zijn vader en oudere broers; die drang om mee te doen leidde ertoe dat hij op zijn twaalfde al clubkampioen van Woerden werd. Later maakte hij de overstap naar schaakclub Utrecht, waar hij wekelijks tegen sterke tegenstanders (veelal met Elo’s boven 2000) speelde en toernooitjes begon te doen — een omslag die zijn spel serieus verscherpte.
Als speler staat l’Ami bekend als relatief solide maar niet saai: hij zoekt vaak het eindspel op, toont ook avontuur en risico, en heeft zich ontwikkeld tot een allrounder op zijn niveau. Belangrijke resultaten zijn onder meer winst in Reykjavik (2015), sterke prestaties op het EK 2008 (gedeelde tweede plaats), een bijna-medaille op de Olympiade 2014 (board 2, hoogstwaarschijnlijk +5) en meerdere overwinningen in opens zoals Dieren (drie keer). In 2022 veroverde hij bovendien het Nederlands kampioenschap — een comeback die extra betekenis kreeg nadat hij in 2021 succesvol behandeld was voor de ziekte van Hodgkin.
L’Ami bespreekt bovendien praktische kanten van het moderne schaakberoep. Waar 2600 ooit min of meer de grens was om van schaken te leven, ligt die grens nu veel hoger; toernooien alleen volstaan voor weinigen. Nieuwe verdienmodellen zoals secondeurschap, training en het maken van Chessable-cursussen bieden compensatie. Zelf is hij vaak actief als secondant (onder meer bij Topalov tijdens diens WK-match tegen Anand in 2010 en voor Anish Giri, met wie hij ook in China speelde tegen Ding Liren), maakt hij courses, schrijft hij en analyseert hij partijen — recent samen met Paul van der Sterren aan een boek over Max Euwe.
Over speeltempo heeft hij duidelijke voorkeuren: hij geeft de klassieke partijvorm de voorkeur boven kortere timecontrols in clubcompetities; snelle partijen schieten volgens hem het volwaardige schaakplezier van volwassenen teveel in de weg. Toch presteert hij relatief goed in blitz; een opmerkelijke zege was een sterke één-daagse blitz in Rabat met grootmeesters als Shirov, Mamedyarov en Van Wely, maar dat resultaat telde door federatieproblemen niet mee voor zijn rating. Hij klaagt ook dat Nederland blitz- en rapidpartijen niet altijd consistent meetelt voor ratings, in tegenstelling tot gebruik in het buitenland.
L’Ami reflecteert op enkele actuele thema’s: hij bewondert Kasparov als zijn favoriete speler om intensiteit en dominantie, erkent objectief de klasse van Carlsen maar verwerpt sommige van diens recente gedragingen (zoals de zaak rond Hans Niemann) en waarschuwt dat de groeiende paranoia rond valsspelen een groter probleem dreigt te worden dan valsspelen zelf. Over Freestyle of Fischer Random is zijn oordeel nuchter: leuk en experimenteel, maar voorlopig vooral een niche zonder brede vervangende waarde voor het klassieke schaak.
Persoonlijk onderhoudt hij nauwe banden met zijn oude clubs (hij geeft bijvoorbeeld simultaans bij jubileums), geniet hij van het analyseren en ontdekken van nieuwe schaakinzichten (hij volgt graag zaken als het Saint Louis-kanaal) en hecht hij aan optimisme als mentale factor tijdens partijen. Hij waardeert boeken met een duidelijke auteurvisie — noemt Sergey Tiviakovs werken en die van Willy Hendriks als inspirerend — en hoopt dat platforms als Schaaksite blijven bestaan als Nederlandse ontmoetingsplek voor nieuws en partijen.
Kort samengevat: Erwin l’Ami is een veelzijdige schaakprofessional — actieve speler, secondant, schrijver en docent — die hoge sportieve pieken combineert met brede betrokkenheid bij de schaakwereld, kritisch maar constructief over haar ontwikkelingen, en veerkrachtig genoeg om na ziekte terug te keren naar succes.